Het kerstvierend kind in mijby Menno Prins |
Op 8 december verscheen in het BD een artikel van Andre Baets met de titel: “Viert een boeddhist Kerstmis?”
Hij schrijft onder meer dat hij verschillende boeddhisten kent die
Kerstmis vieren, omdat zij Jezus beschouwen als een groot bodhisattva.
In die zin – zegt Baets - kan een boeddhist de geboorte van Jezus wel
vieren. Nu vraag ik mij af of ik daar nu blij om moet zijn of niet. En
dan doel ik niet op deze reden om als boeddhist Kerstmis te kunnen
vieren, maar op het feit dát er kennelijk een “erkende” reden zou moeten
zijn om als boeddhist Kerstmis te mogen vieren.
Of
ik een echte boeddhist ben, weet ik niet. Wat ik wel weet is, dat ik
kerstmis vier. Om met het eerste te beginnen: wie bepaalt of ik een
echte boeddhist ben? Tot op heden heb ik uitsluitend officieus toevlucht
genomen tot de drie juwelen: de Dharma, de Boeddha en de Sangha. Zo
heb ik op een nacht mijn toevlucht nemen luid uitgeroepen tegen alle
Boeddha’s van alle tijden en in alle ruimten, met enkel de wind, de
bomen, de sterren en de maan als getuigen. En ik herinner mijzelf daar
regelmatig aan, omdat het volgens mij geen kwaad kan jezelf regelmatig
te herinneren aan en daardoor ook te confronteren met voornemens,
toezeggingen en beloften. Integendeel. En meer dan mijn best doen
hiernaar te leven, kan ik niet en zo ga ik dan voort op de weg, met
vallen en opstaan. Ik geef toe: er zijn momenten waarop ik er naar
verlang om jukai te mogen doen bij een leraar van vlees en bloed, ter
officiële bevestiging van, dat geef ik toe, maar dat verlangen is bij
nader inzien ook weer niets anders dan een vorm van gehechtheid, en wel
een gehechtheid aan erkenning. Wanneer ik na zo’n aanvechting ’s avonds
weer eens buiten loop, zoals in deze donkere dagen voor Kerst, met bijna
volle maan, in de frisse wind, dan verbeeld ik mij dat de wind, de
bomen, de sterren en de maan mij toeroepen: “zijn wij als getuigen niet
goed genoeg?”. En dan kan ik niet anders dan glimlachen en “JA” zeggen.
Ik
sluit niet uit dat ik Kerst vier omdat ik ermee ben opgegroeid, en er
mooie, warme herinneringen aan heb. Hoewel mijn kinderjaren definitief
voorbij zijn en nooit meer zullen terugkeren, is het kind in mij er nog
steeds. Nee, laat ik het anders zeggen: dat kind is sinds enkele jaren
weer in mijn leven teruggekeerd na onder de dikke laag “volwassenheid”
vandaan te zijn gekropen waaronder ik het zelf had bedolven. Dat
teruggekeerde kind geniet zonder enige reden en bedoeling van – vooral
de klassieke - kerstliederen, van de lichtjes in de kerstboom thuis en
de lichtjes overal buiten; en zelfs van alle kitsch er om heen. Het kind
in mij geeft er niets om dat het kerstfeest de gekerstende Keltische
viering is van de terugkeer van het licht, het Joelfeest, en dat de
oorsprong van een boom met lichtjes te vinden is in een heidens gebruik.
Het weet het allemaal, maar voelt geen schroom om eenvoudigweg
onbevangen te zijn en zich zonder enige verontschuldiging onder te
dompelen in de sfeer die wordt opgeroepen.
En
door dat kind, kan ook de volwassene in mij Kerstmis vieren; omdat die
volwassene van het kind heeft geleerd zich los te maken van de
overtuiging dat dat hele kerstgedoe niets méér is dan een simpel feestje
rond een sprookje, met in de hoofdrollen een hoogzwanger jong meisje;
een timmerman; en een heel bijzonder kindje; en als figuranten onder
meer een os, een ezel,een barse herbergier; een stelletje herders met
schapen, een drietal wijzen uit het oosten en een uitbundig koor van
engelen. Dat alles tegen een decor van een winternacht waarin één ster
opvallend boven een stalletje in Bethlehem staat te stralen. In dat
decor komen overigens géén dennenbomen voor, zelfs geen sparren. En
nergens hangen gekleurde ballen, slingers of klokken en nergens liggen
cadeautjes. Kalkoenen, kippen, konijnen en andere eetbare dieren hebben
ten tijde dat het sprookje speelt nog geen idee wat hen boven het hoofd
hangt. In de lucht tenslotte toert ook geen door rendieren getrokken
arrenslee rond met een hol lachend dik mannetje erin. De volwassene in
mij heeft door het kind herontdekt dat Kerstmis veel meer is dan wat de
consumerende mens er in het ‘geciviliseerde deel van de wereld’
inmiddels van heeft gemaakt.
De
rollen zijn omgedraaid! Het kind in mij roept alleen maar: “kijk!”. En
dan bedoelt het niet dat ik het kerstfeest moet ontleden tot een bergje
losse feitjes en vervolgens alles moet analyseren tot er niets meer is
om je over te verwonderen. Het zegt: KIJK! Kijk zonder te oordelen,
zonder te ontleden en zonder te analyseren. Kijk en kijk dan nog eens,
door alle lagen heen tot niet alleen met je ogen maar met je hele wezen
kijkt. Wat zie je dan? Zie je dan niet dat de hemel opengaat of
eigenlijk altijd al open is geweest?
En
als ik het dan zie, vraag ik mij af waarom we Kerstmis eigenlijk alleen
op 25 en 26 december vieren, met daarvoor slechts vier weken
adventstijd. Ik vraag me af waarom velen het alleen een christelijk
feest vinden. Wat ik zie is reden genoeg om 365 dagen van het jaar feest
te vieren. Van mij mogen niet alleen Pasen en Pinksteren op één dag
vallen, maar mogen alle feestdagen samenvallen: christelijke,
boeddhistische, hindoeïstische, joodse, islamitische en strikt
persoonlijke zoals verjaardagen. Wat ik namelijk zie, is dat er lijden
is, dat er een oorzaak van dat lijden is, dat er het lijden volstrekt
onnodig is en dat er een weg is voor iedereen om het lijden te
beëindigen. Misschien ben ik de enige – hoewel ik dat waag te
betwijfelen - maar ik zie deze vier edele waarheden belichaamd in een
pasgeboren kind, gelegd in een kribbe. Ik zie het in ieder lichtje in
iedere kerstboom. En ja: ik interpreteer / projecteer dat er
waarschijnlijk helemaal zelf in. So what?
Moge iedereen gelukkig zijn. Ook met Kerst. 365 dagen per jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten